Java & Bali reis juni 2018. Blog 2 : van dag tot dag
Zeer intensieve reis, maar dan heb je ook wat: 18 dagen Java
& Bali is een trip die je oogstrelende momenten, lieve mensen en
overweldigende indrukken brengt. We hadden het geluk gezegend te zijn met een
fijne (Djoser) groep, men kon het behoorlijk goed met elkaar vinden. Hulp waar nodig,
begrip voor elkaars probleempjes of wensen. Het vormde de basis voor een fijne
reis.
Een lange vlucht is het, maar over de service van Qatar
Airways kan ik alleen maar tevreden zijn.
Aankomst in Jakarta was al tegen de avond, na het inchecken
was het al donker. Derhalve niet veel meer van de stad gezien dan Café Batavia
(alwaar heerlijk gegeten) en het omliggende plein. De volgende ochtend vroeg op
pad, al om half 9 stonden we voor de poort van de Botanische Tuin van Bogor
(het vroegere Buitenzorg). De grootste botanische tuin van het zuidelijk
halfrond (onze reis speelde zich nét onder de evenaar af) bevat uiteraard een
schitterend scala aan in- en uitheemse planten en bomen, goed voor een
uitgebreide wandeling en bezichtiging. Extraatjes waren voor mij de reuze
waterlelies en het medicinale deel van de tuin, alwaar ook het “path of
reflection” was gevestigd: even de voetzolen pijn doen met een blotevoetenpad,
waardoor alles prikkelde en tintelde.
De rest van de dag is helaas volledig opgegaan aan files. De
westkant van Java zit volledig verstopt, elke centimeter van de snelweg is
ingenomen door auto’s en brommers. Jammer, maar de volgende dagen zouden dit
allemaal doen vergeten.
Van Bandung alleen maar donkere nacht gezien, geen idee of
het een mooie stad is. Vroeg uit de veren weer, de bus bracht ons naar Kampung
Naga. Een dorp waar gekozen is voor authenticiteit: men leeft en werkt er nog
op de wijze zoals het in de voorafgaande eeuwen is gedaan. Noem het een
reservaat – het staat op de Unesco Werelderfgoedlijst -, bedenk dat de bewoners
vast buiten het dorp hun huisje en hun iphone hebben, maar besef hoezeer het
platteland afhankelijk is geweest van landbouw, veeteelt en visserij om
simpelweg te overleven (met net iets meer dan niets). Fraaie beelden, de moeite
van het bezoeken waard.
Hup, weer in de bus. Verder naar Pandangaran, gelegen aan de
zuidkust , aan de Indische Oceaan. Het plaatsje leek geheel uitgestorven,
waarschijnlijk omdat we er in de laatste week van de Ramadan arriveerden. Het
ene deel van de groep koos voor een fietstaxi-excursie langs oude
ambachtslieden, wij kozen voor een wandeling. Groepje van zes, twee gidsen
erbij en gaan. Grotten (zowel ceremoniële grotten als nachtdieren-grotten), een
schitterende wandeling door het woud van het aangrenzende natuurpark en
uiteindelijk aanbelanden op een perfect gelegen Bounty-strand. Met het bootje
terug naar het hotel, heerlijke lunch op het dakterras en verder voor de
volgende boottocht: om het schiereiland heen, stukkie zwemmen en weer terug met
de spetterboot.
Volgende dag na een korte onderbreking – buspech- bereikten
we Kalipucang alwaar we inscheepten voor een vaartocht over de rivier. Veel
vissers en vriendelijk zwaaiende dorpelingen op de oever, weinig vogels maar
wel een mooi stukje mangrove. Tocht had korter gemogen, maar we kwamen dan toch
in Cilacap. Vandaar met een vervangende bus door naar Jogyakarta.
Een reisvrij dagje wachtte ons, hetgeen wij gebruikt hebben
voor een bezoek aan het Kraton (het paleis van de sultansdynastie) , een
batikwijkje, de omtrekken van het Waterpaleis en een ferme wandeling door de
stad. Fotogenieke stad, vol met fijne en behulpzame mensen (die je overigens
allemaal een ander verhaal op de mouw spelden om je maar over te halen hun eigen
nerinkjes te bezoeken).
Daags daarop gingen we naar wat voor mij een van de
hoogtepunten zou worden: de Borobudur-tempel. Stammend uit de 8e
eeuw , ooit totaal overwoekerd geweest door de jungle , opnieuw uitgegraven en
hersteld en nu majestueus boven alles uittorenend. Negen verdiepingen hoog,
alles erop gericht om voor de boeddhist uiteindelijk totale onthechting en
daarmee het Nirvana te bereiken. Van een adembenemende schoonheid,
indrukwekkende architectuur en een paradijs voor de amateurfotograaf.
De reis vervolgde met een tweede tempelcomplex, die van Prambanan.
Ook heel mooi (volgens sommigen mooier dan de Borobudur), bij vlagen zwaar
gehavend door aardbevingen van een decennium geleden. Deze tempels kon je ook
daadwerkelijk in, waar het verschil ook duidelijk werd: niet Boeddha werd hier
vereerd maar de drie-eenheid Shiva, Brahma en Krishna, die op hun beurt weer
werden vergezeld door olifantheilige Ganesha. Erg mooi, maar voor mij niet
verder reikend dan de nummer 2 op de tempel-hitlijst.
Om zeven uur de volgende ochtend op weg naar het station: er
wachtte ons een lange treinreis naar Malang. Prima coupé, goed gezelschap (we
vierden nog even een verjaardag van medereiziger Hans) en fraaie uitzichten op
rijstakkers, bergen en dorpen. Lang, maar een ervaren treinreiziger als ik vind
het geen vervelende reis.
Het begon te kriebelen want het hoofddoel van de reis zat er
aan te komen. Althans: het deel waar ik het meest naar uit had gekeken. Van
Malang reisden we in de richting van de Bromo, een vriendelijk uitziende maar
bij vlagen best nog gevaarlijke vulkaan. Deur in huis: ik heb mijn vulkanische
hart volledig opgehaald aan de schoonheid van deze prachtig gelegen, boven een
woestijnzandvlakte uitstijgende vulkaan. Via de uitlopers naar boven gelopen,
kregen we ook nog eens een open blik op het rokende en kolkende kerndeel.
Blaffende honden bijten niet, acuut gevaar is er derhalve niet maar gun jezelf
de kans je fantasie even te laten werken. Wat een macht, wat een kracht. 
De volgende morgen (nou ja, nacht) om 3 uur op om de
zonsopgang boven het vulkaandal te aanschouwen. We waren *kuch* niet de enige,
maar werden uiteindelijk beloond met een schitterend zacht ochtendlicht over de
Bromo, die ik sinds enkele dagen mijn vriend durfde te noemen. Schitterend,
schitterend. Voor mij met stip op 1 , over de volledige reis gemeten. 
Vandaar afgedaald naar de oostpunt van Java, alwaar we de
veerpont pakten naar Bali. Duurde effe, het tochtje van 20 minuten liep uit tot
anderhalf uur dobberen op de zeestraat voordat we mochten binnenvaren. Vandaar
de bus naar het tweede langdurige rustpunt van de reis: Lovina Beach.
Onwijs goed hotel troffen we, het Aditya is van alle
gemakken voorzien. Eersteklas zonsondergang kregen we erbij cadeau.
De volgende dag was rustdag, Anneke en ik gebruikten het voor een wandeling waarbij we – as ever – van de geijkte paden afweken. Daardoor kwamen we langs schitterende rijstvelden, boerderijtjes, een minidorp om uiteindelijk bij een heuse hindoe-ceremonie te belanden. Schuchter keken we het boerenplaatsje op, maar we werden gewenkt en moesten gaan zitten. We kregen water en cake, we waren te gast. Indrukwekkend schouwspel van rituelen en gebeden, dit kindje zal het goed gaan krijgen in zijn leven.
De volgende dag was rustdag, Anneke en ik gebruikten het voor een wandeling waarbij we – as ever – van de geijkte paden afweken. Daardoor kwamen we langs schitterende rijstvelden, boerderijtjes, een minidorp om uiteindelijk bij een heuse hindoe-ceremonie te belanden. Schuchter keken we het boerenplaatsje op, maar we werden gewenkt en moesten gaan zitten. We kregen water en cake, we waren te gast. Indrukwekkend schouwspel van rituelen en gebeden, dit kindje zal het goed gaan krijgen in zijn leven.
De volgende ochtend vroeg op voor een zonsopkomst op het
water. We werden daarbij vergezeld door honderden bootjes, die net als wij
richting de dolfijnenschool gingen, Romantisch, fraai maar ook wel aardig
toeristisch. Bij terugkomst stapte ik op de volgende boot, om als watcher en
fotograaf een deel van onze reisgroep te begeleiden die het aandurfde om te
gaan zeeduiken. We werden naar een nabijgelegen onbewoond eiland gevaren ,
aldaar heeft men twee langdurige duikvluchten kunnen maken.
Daags erop gingen we via een stop bij de GitGit-watervallen
en een bezoek aan een hypercommerciële tempel (Ulun Danu Bratan geheten, maar wij
noemden het IndoDisney) op weg naar onze laatste stop: Ubud.
Zo aan het einde van onze reis viel duidelijk te zien dat
Bali beter is ingesteld op toerisme dan Java. En dat van Bali dan Ubud weer als
beste anticipeert op grote groepen reizigers: toerisme is key in deze
vriendelijke stad. Wij deden een wandeling voor de net buiten de stad gelegen
rijstvelden, een stukje levada-wandeling zelfs , we bezochten een museum en we
boekten een fietstrip.
Waar de groep nog eenmaal met de bus langs een tweetal
tempels reed, kozen wij voor de buitenlucht en het platteland. We werden
afgezet aan de flanken van de Batur (een van de twee vulkanen in de regio, de
ander is de wat bozer ingesteld Agung) , peddelden vervolgens bergafwaarts
langs zo goed als prehistorische dorpjes, langs rijstvelden en – opnieuw hadden
we mazzel – langs een massale hindoe-ceremonie in de bergen. Honderden hindoes
vierden het feest van het water. Wij mochten kijken, ze zijn trots op hun
gebruiken en rituelen.
Alles overziend hebben we een schitterende reis gehad. Enorm
veel te zien en te doen, overal vriendelijke mensen (zowel op het islamitische
Java als op het hindoeïstische Bali), fijne mensen in de groep. De indrukken
staan op mijn netvlies, de meer dan 2000 foto’s die we maakten vormen een
blijvende herinnering. Mijn vrouw is om, ze wil meer Azië zien nu. En daar maak
ik natuurlijk geen bezwaar tegen.
Bert Laan
Hoorn, 24 juni 2018.
Reacties
Een reactie posten